top of page

2023 09 10 - Koninklijk besluit betreffende TCO formule

Foto van schrijver: Thierry DevresseThierry Devresse

Bijgewerkt op: 22 jan




10 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 8, § 5, en 12, § 5, van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget.


FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.


Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, artikelen 8 en 12, § 5, gewijzigd bij de wet van 25 november 2021;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 30 juni 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 12 juli 2023;

Gelet op het advies nr. 2.328 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 29 november 2022;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 20 juli 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;Op voordracht van de minister van Financiën, de minister van Werk, de minister van Mobiliteit en de minister van Sociale Zaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,Hebben Wij besloten en besluiten Wij :


Artikel 1.

In artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, worden de woorden ", na aftrek, in voorkomend geval, van het deel gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en van de bijhorende kosten," opgeheven.

Art. 2.

In artikel 3, 4de streepje, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden ", na aftrek, in voorkomend geval, van het deel gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en van de bijhorende kosten" opgeheven.


Art. 3.

In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd, die de artikelen 7/1 tot en met 7/6 bevat, luidende:"Hoofdstuk 1/1 - Formules


Art.7/1. Het bedrag van de bestedingen met betrekking tot de terbeschikkingstelling van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en de daarmee gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid, bedoeld in artikel 8, § 2, 1°, van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, is gelijk aan de som van de volgende werkelijke kosten met betrekking tot het voertuig betaald door de werkgever:- jaarlijkse afschrijving van 20 pct. van de kostprijs van de milieuvriendelijke bedrijfswagen, rekening houdende met de aangerekende opties en accessoires en de toegekende kortingen;

- intresten op geleende kapitalen;- kosten van huur of leasing;- brandstof

- en elektriciteitskosten;- administratiekosten met betrekking tot tank

- en laadkaarten;

- jaarlijkse afschrijving van 20 pct. van de kostprijs van het laadstation en zijn installatie;

- onderhouds- en herstellingskosten van het laadstation;

- beheerskosten van de laadpaal en van laadkabel;- tol- en parkeerkosten;

- reinigings-, onderhouds- en herstellingskosten;

- kosten van een vervangwagen;

- kosten voor het rijklaar maken van het voertuig;

- kosten voor het vervangen, verwisselen en stockeren van de banden;

- expertisekosten bij teruggave van het voertuig bij het einde van het contract of bij een verandering van bestuurder;

- herstelkosten geïnventariseerd bij teruggave van voertuig eindecontract;

- verzekeringskosten (incl. franchisekosten);

- kosten van de technische keuring;- beheerskosten van dienstverlening;

- belasting op de in verkeerstelling;- verkeersbelasting;

- patronale CO2-solidariteitsbijdrage ten voordele van de RSZ;

- niet-recupereerbare btw op bovengenoemde kostenposten;

- belasting op het niet-aftrekbaar gedeelte van bovengenoemde posten;

- belasting op het gedeelte van het voordeel van alle aard dat een verworpen uitgave vormt.


De kosten kunnen niet in rekening worden gebracht voor zover ze reeds vervat zitten in de kosten met betrekking tot het huur- of leasecontract.De kosten kunnen slechts in rekening worden gebracht voor zover het bedrijfswagenbeleid voorziet in de financiering ervan.

De werkgever mag de kosten van de bedrijfswagen, die het gevolg zijn van het gebruik van die wagen voor beroepsdoeleinden, in mindering brengen van het mobiliteitsbudget op voorwaarde dat hij de kosten van de werknemer voor verplaatsingen voor beroepsdoeleinden bovenop het mobiliteitsbudget vergoedt tijdens de toekenning ervan.

De kosten worden zo snel mogelijk verrekend op het mobiliteitsbudget en de werknemer wordt hiervan in kennis gesteld.


Art. 7/2. § 1. Het bedrag van de bestedingen bedoeld in artikel 7/1 kan ook op basis van forfaitaire waarden worden berekend.


§ 2. Voor een gehuurd of geleased voertuig wordt het forfaitaire bedrag bepaald volgens de volgende formule:

Jaarlijkse huur- of leasekost

+ gemiddelde jaarlijkse kost van alle kosten die niet zijn opgenomen in het huur- of leasecontract (mits zij zijn opgenomen in het bedrijfswagenbeleid)

+ niet-aftrekbare btw + belasting op de niet-aftrekbareautokosten

+ patronale CO2-solidariteitsbijdrage+ (6 000 + afstand woon-werk x 2 x 200) x verbruikskostper kilometer, op voorwaarde dat de brandstofkostenniet al inbegrepen zijn in de jaarlijkse huur- of leasekost


§ 3. Voor een voertuig in eigendom of financiële leasing wordt het forfaitaire bedrag bepaald volgens de volgende formule:Cataloguswaarde voertuig (inclusief de belastingop het niet-aftrekbaar gedeelte van de cataloguswaarde) x 25 pct.

+ patronale CO2-solidariteitsbijdrage

+ (6 000 + afstand woon-werk x 2 x 200)x verbruikskost per kilometer


§ 4. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt onder "gemiddelde jaarlijkse kost van alle kosten die niet zijn opgenomen in het huur- of leasecontract" verstaan de gemiddelde jaarlijkse kosten van al deze uitgaven over de afgelopen drie jaar, of de gemiddelde jaarlijkse kosten over de gehele periode indien de bedrijfswagen voor minder dan drie jaar ter beschikking is gesteld, steeds op voorwaarde dat daarin is voorzien in het bedrijfswagenbeleid.


§ 5. Voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3, is de verbruikskost per kilometer gelijk aan 30 pct. van de kilometervergoeding die van kracht is op het moment wanneer het bedrag van de bestedingen binnen pijler 1 wordt vastgesteld in toepassing van artikel 74 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

In afwijking van het eerste lid, is de verbruikskost per kilometer gelijk aan 0 indien de werknemer niet over een tankkaart of een laadkaart beschikt.


§ 6. Onder cataloguswaarde wordt verstaan de cataloguswaarde zoals bepaald in artikel 36, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.


Art. 7/3. Het bedrag van het mobiliteitsbudget, bedoeld in artikel 12, § 1, van de voornoemde wet van 17 maart 2019, is gelijk aan de jaarlijkse gemiddelde bruto kostprijs van de bedrijfswagen waarvan de werknemer afstand doet over de laatste vier jaar, of aan de jaarlijkse gemiddelde bruto kostprijs van de volledige periode wanneer de bedrijfswagen minder dan vier jaar ter beschikking werd gesteld, in voorkomend geval, rekening houdende met de werkelijke kosten bedoeld in artikel 7/1.


Art. 7/4. Het bedrag van het in artikel 7/3 bedoelde mobiliteitsbudget kan ook op basis van forfaitaire waarden worden berekend, overeenkomstig artikel 7/2, §§ 2 tot en met 6.

Voor de toepassing van artikel 7/2, § 5, moet de kilometervergoeding in aanmerking worden genomen die van kracht is op het moment van de berekening van het bedrag van het mobiliteitsbudget.


Art. 7/5. Voor de toepassing van de artikelen 7/3 en 7/4 geldt dat indien de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen, deze in mindering wordt gebracht van het mobiliteitsbudget.


Art. 7/6. Voor de toepassing van de artikelen 7/1 en 7/2 enerzijds, en voor de toepassing van de artikelen 7/3 en 7/4 anderzijds, moet de keuze voor de forfaitaire berekeningsmethode identiek zijn voor alle werknemers van het bedrijf.

De gemaakte keuze is geldig voor een periode van 3 jaar.".


Art. 4.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.


Art. 5.

De minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Mobiliteit en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.Gegeven te Brussel, 10 september 2023.


FILIP Van Koningswege,

De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET

De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE


Publicatie : 2023-09-29Numac : 2023045261


6 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page